Dementie in de wijk

In de zomer had ik weer ruimte en zin om meer te werken in de wijk en ook een paar keer op de afdeling. Er wordt mij dan vaak de vraag gesteld wat ik leuker vind. Ik ben er nog niet helemaal uit. Op de afdeling heb ik de luxe dat ik kan “afkijken” hoe collega’s het doen. In de wijk wordt van mij verwacht dat ik het kan en maak ik intensief gebruik van het zorgdossier wat vol staat met medicijnschema’s, wondbehandelplannen, protocollen, ADL-lijsten, zorgdoelen en rapportages. Met zo’n map en mijn achterliggende ervaring kom ik er, eerlijk gezegd, ook wel uit.

Het leuke aan de wijk is bij de cliënt thuis komen. Zien hoe iemand leeft. Zo valt mij op dat veel weduwnaars na het overlijden van hun geliefde vrouw het huis laten zoals het is. Nooit meer nieuwe gordijnen of fris behangetje aan de muur. Het is wel schoon, omdat er hulp in de huishouding is, maar geen beeldje of stoel, zelfs geen kleedje is dan verplaatst. Terwijl veel weduwes juist van het huis hun huis hebben gemaakt. Wit, fris, ruim met verse bloemen op tafel. Trek vooral geen conclusie dat dit standaard is bij alle weduwnaars en weduwes. Het is slechts een bevinding vanuit de wijkjes die ik mocht aandoen.

Een conclusie die meer hout snijdt na mijn wijkervaring van deze zomer is de hoeveelheid dementerenden die thuis wonen. Dat was vorig jaar tijdens mijn wijkervaring absoluut anders. Mevrouw Pieterse en haar dochters zijn liefdevolle, zorgzame mantelzorgers geworden voor meneer Pieterse. Mevrouw twijfelde vorig jaar nog om samen met haar man in een aanleun te gaan wonen. Inmiddels hebben ze het bed naar beneden gehaald en is het nog best te doen. Haar man gaat naar de dagopvang en zij heeft weer tijd voor de kapper en bezoekjes aan vriendinnen. Ze wil niet weg uit hun vertrouwde huis en hoopt dat haar man het nog lang volhoudt. Meneer Pieterse voelt zich ook vertrouwd bij haar. Zij weet hoe hij z’n koffie het liefst drinkt en dat hij graag naar voetbal kijkt. Ook al heeft hij een flinke afasie, zij begrijpt hem met één oogopslag. Het vraagt heel wat haar.

Zo kwam ik bij een nieuw echtpaar. Ze hadden elkaar 52 jaar gelden ontmoet op de kunstacademie. Toen ze hun studie hadden afgerond, zijn ze getrouwd om nooit meer uit elkaar te gaan. En daar sta ik in het kunstzinnige huis vol met schilderijen, beelden en een prachtige vleugel midden in de kamer. Mevrouw is dement en voelt zich veilig in haar huis bij haar liefdevolle echtgenoot. Maar de echtgenoot is zijn vrouw kwijt. Hoewel hij zielsveel van haar houdt, voelt hij zich gereduceerd tot een mantelzorger die zijn vrouw ‘s nachts verschoont. Hij is bang dat ze ooit gescheiden moeten gaan wonen. Ik hoop dat dat niet nodig hoeft te zijn. Het huis is groot genoeg om op den duur een bed beneden te zetten. Gelukkig hebben ze ook lieve kinderen en buren die ze kunnen inschakelen.

 | SVOZEn dan de dementerenden die alleen wonen. Ik ga naar mevrouw Portuin. Deze mevrouw vergeet te eten. Dus kom ik voor de medicijnen en het eten. “Heeft u al ontbeten?” “Ja”, zegt ze en ze wijst naar het aanrecht waar een leeg bordje staat met kruimels. Ik ga er van uit dat dat voldoende bewijslast is. “Ik mag voor u ook de lunch klaarmaken, waar ligt het brood?” Nu wordt mevrouw wat onrustig. Ze kijkt in alle kastjes, opent de koelkast en de deur van het vriesgedeelte. “Ik heb geen brood, dat komt mijn dochter vandaag brengen”. Ik las in de rapportage dat haar dochter op vakantie was. “Zou het misschien in een lade van het vriesgedeelte kunnen liggen?”, vraag ik terwijl we ervoor staan. Ze begrijpt niet wat ik bedoel. Ik trek aan een van de laden en voilà, brood. Keurig in zakjes gestopt. Dat is vast het werk geweest van de vakantievierende dochter. Mevrouw is verbaasd, maar opgelucht. Het brood laat ik ontdooien en ondertussen geef ik haar de medicijnen.

Ik eindig mijn dienst bij mevrouw Patijn. Ook bij haar moet ik medicijnen geven, eten klaar zetten, de agenda op de juiste dag leggen en de vorige dag doorkrassen. Op de agenda lees ik dat de warme maaltijden worden bezorgd. Nog geen minuut later gaat de bel. Mevrouw holt naar beneden om open te doen. Opeens roept ze, “kan je mij helpen?” Ik ga er van uit dat de doos met eten haar te zwaar is om naar boven te tillen. Als ik beneden kom, is ze helemaal kwijt wat de bedoeling was. Ze zegt “ik had iets en dat moet in een groot wit ding, maar waar is dat nou?” Ik zie de doos met maaltijden op de trap staan. “Bedoelt u dit?” Ze kijkt opgelucht, maar nu nog het grote witte ding. Ik loop met haar en de doos naar de keuken en wijs de koelkast aan. Ze geeft een klap op de koelkast en zegt “oh, daar ben je gebleven!” Alsof de koelkast een stukje was gaan wandelen door het huis.

Zover ik kan inschatten, gaat het wel met deze dementerenden thuis. Maar dat is echt niet alleen de verdienste van onze goede zorg. Het zijn de grote verdiensten van de liefdevolle mantelzorgers om hen heen. Wat heb ik deze zomer veel aandacht gezien van zorgzame dochters, zoons, echtgenoten, buren, neven en nichten.

Veel gezien en weer veel geleerd wat ik met plezier graag toepas in mijn GVP-lessen bij SVOZ die deze week weer zijn begonnen. En als je mij nu vraagt wat ik leuker vind…  Zorg verlenen aan cliënten of les geven? Dan zeg ik dat ik blij ben dat ik van beide kanten mee mag doen. Ik kan niet kiezen!

Annelies van Breukelen, docent SVOZ – verpleegkundige & mantelzorger